Prijsverantwoording

Vraag en antwoord

 

De directe aanleiding voor dit kleine geschrift ligt in de recente klacht van een oudervereniging over de gestegen prijs voor schoolboeken, vooral in de tweede fase van het voortgezet onderwijs, waar de nieuwe studiehuisaanpak en de vele nieuwe vakken hebben geleid tot het invoeren van nieuwe leermethoden. In de commentaren in pers en parlement op deze klacht werd weliswaar gewezen op het directe verband tussen deze onderwijsvernieuwing
en de gestegen prijs, maar werd ook nogal eens de verdenking uitgesproken dat de schuld lag bij het boekenvak.

Van schoolboek tot leermiddel Het leven verandert en de school leeft mee. Oude mensen herinneren zich nog de tijd dat je in nederland met zes jaar lagere school genoeg boekenwijsheid had opgedaan om je in het leven te kunnen redden. Het was toen een minderheid die doorleerde, op de ambachtsschool of de kweekschool, de Mulo of de hogere burgerschool; nog verder, via gymnaium naar de universiteit, gingen maar twee op de honderd kinderen. Nu krijgt vrijwel iedereen na het primair onderwijs op zijn minst de basisvorming als startbewijs voor de maatschappij, maar de grote meerderheid gaat door en haalt een of ander diploma in het  secundair onderwijs; de helft komt daarna op een hogeschool of universiteit terecht.

Maar de wereld verandert zo snel en we moeten zoveel weten om haar een beetje bij te kunnen houden, dat al die extra schooljaren op zichzelf niet voldoende zijn. Kennis veroudert vlugger dan vroeger, mensen moeten hun leven lang bij blijven leren. En het onderwijs moet daarop voor-bereiden. We zitten dus langer op school, we doen er ook iets anders. We krijgen er niet alleen kennis ingegoten, we leren er ook de manieren waarop we zelf, actief en telkens opnieuw, kennis kunnen verwerven.

Dat vergt een andere aanpak in het hele onderwijs. Soms gaat die vernieuwing geleidelijk, soms met een sprong. Vooral het voortgezet onderwijs is de laatste tijd ingrijpend veranderd, eerst door de invoering van de basisvorming, nu door de invoering van het studiehuis in de tweede fase. Leerlingen werken er in groepen aan projecten, verwerven samen kennis en vaardigheden. Meer dan bij het traditionele leren in de klas kan het onderwijs zo aansluiten bij de individuele leerling en zijn of haar leerstijl, aanleg en culturele achtergrond.

De docenten hebben in de nieuwe aanpak een andere rol gekregen: ze doceren niet alleen meer, ze zijn vooral begeleiders van het leerproces. Ze zijn dat niet alleen binnen hun eigen vakgebied, maar ook daarbuiten. Daardoor valt er een nieuwe nadruk op de leermiddelen-schoolboeken en het andere lesmateriaal. Dat moet immers, met zo min mogelijk tussenkomst van de docent, de stof uitleggen en de leerling boeien en op weg helpen.

Het klassieke schoolboek, waarin de eindeloze paragrafen tekst spaarzaam werden onderbroken door een zwart-wit foto of een tabel, voldoet niet meer aan de eis. De leermiddelen van tegenwoordig sluiten aan bij het ritme en de
belevingswereld van de jeugdcultuur- veel kleur, veel beeld, geen lappen lange tekst- zonderafbreuk te doen aan een degelijke inhoud van hoge kwaliteit. Er zijn nieuwe methoden ontwikkrld voor een toegenomen aantal vakken. Daarbij wordt niet mee alleen gewerkt met studieboeken, maar ook met werkboeken, cd-roms, studiewijzers en dergelijke. Er wordt hard gewerkt aan praktische toepassing van ICT in het onderwijs.

Veel hangt af van de kwaliteit van het nieuwe leermateriaal. Is het niet goed genoeg, dan slaat dat meteen terug op de kwaliteit van het onderwijs en dan ziet het er voor de onderwijsvernieuwing slecht uit. Er is een grote en voortdurende inspanning nodig van allerlei mensen, die met inzet van al hun vakkennis zorgen dat leerlingen op elf moment over de best mogelijke spullen kunnen beschikken. Die inspaningen, en dus ook de kosten die eraan verbonden zijn, nemen eerder toe dan af.

Kan het voor minder? De kosten van een studieboekenpakket in het voortgezet onderwijs zijn de laatste tijd gestegen en zullen wellicht nog verder stijgen door alle vernieuwingen in het onderwijs. Nu kost het gemiddeld 500 gulden per leerling per jaar. Is dat veel? het hangt ervan af hoe je het bekijkt. De overheid geeft voor het onderwijs aan diezelfde leerling 12.000 gulden per jaar uit. De leermiddelen maken dus 4.5% van de totale onderwijskosten uit. Dat is gezien de belangrijke functie die ze vervullen, niet veel. Wel komt dit deel voor rekening van de ouders.

De ouders betalen trouwens nog veel meer aan het onderwijs van hun kinderen. Het schoolgeld voor een leerling in het voortgezet onderwijs boven de vijftien jaar is nu 1822 gulden per jaar. Daar komt, behalve de kosten voor de boeken, nog eens gemiddeld ongeveer 500 gulden bij voor andere schoolkosten, zoals materiaal, excursies en vrijwillige ouderbijdragen. In totaal dus ruim 2800 gulden, waarvan de boeken ca.18% uitmaken. Bij elkaar is dat een niet onaanzienlijk bedrag, ook als we opmerken dat de overheid bij de wat lagere inkomens bijspringt met de Wet Tegemoetkoming Studiekosten, die onlangs nog is uitgebreid.

Niettemin is het begrijpelijk dat de vraag gesteld wordt of het wat minder kan. Met het oog daarop zullen we de verschillende kostenposten die samen de prijs van het boek vormen nog eens nalopen. Op het eerste gezicht lijkt dat weinig op te leveren: viel daar werkelijk iets te verdienen, dan was de een uitgever allang zijn concurrenten te slim af geweest door daar gebruik van te maken en met betere prijs-kwaliteitverhouding een groter marktaandeel te
verwerven. Een andere mogelijkheid om de prijs van leermiddelen  omlaag te brengen wordt door sommigen gezien in de afschaffing van de vaste boekenprijs voor schoolboeken. Dat zou betekenen dat er niet alleen prijsconcurrentie is tussen uitgevers- die is er immers al- maar ook tussen boekverkopers. Hoe meer concurrentie, des te lager de prijzen, is de gedachte.

De vraag is of het zo werkt. Zoals we zagen heeft de concurrentie in de schoolboekhandel geleid tot een hoog dienstverleningsniveau; handhaving daarvan geeft nauwelijks ruimte voor prijsverlaging. Het is ook niet erg waarschijnlijk dat een supermarktketen plotseling zou gaan stunten, niet met bestsellers, maar ook  met studieboeken voor het voortgezetonderwijs als klantenlokkers. Wel is het dan in theorie mogelijk dat de uitgever de boekhandel passeert en rechtstreeks aan de scholen levert met dezelfde marge die nu naar de boekverkoper gaat. Die scholen moeten dan wel al het werk doen dat nu door de boekhandel doet: bestellen bij verschillende uitgevers, administreren, uitzoeken, verdelen, factureren enzovoort. Misschien dat een heel grote en rijke school zich zo’n compleet intern boekenbedrijfje kan veroorloven, maar de grote meerderheid zal merken dat het voordeliger is dat werk door gespecialiseerde dienstverlener te laten doen
Het is dus, kortom, onwaarschijnlijk dat eventuele afschaf-
fing van de vaste boekenprijs ook werkelijk verlaging van de prijs betekent. Daarentegen kan het wel kwaad, zeker op de langere duur. Zoals eerder aangegeven biedt die vaste prijs, zowel bij schoolboeken als bij alle andere boeken, een zekere bescherming  voor de kleinere spelers
op de markt: kleinere uitgevers, kleinere boekverkopers, kleinere scholen. Als de prijs geheel vrij is, kunnen de grootste partijen ook het grootste voordeel verlenen en bedingen. het risico bestaat dat onder die omstandigheden bijvoorbeeld de kleinere, onafhankelijke educatieve uitgevers en boekhandelaren het niet langer bolwerken. Als dat gebeurt, zou het effect averechts zijn. het betekent minder concurrentie op het gebied waar die nu echt effectief is, namelijk tussen de uitgevers. In die situatie kan monopolievorming ontstaan. is het eenmaal zover, dan is het in principe gedaan met de prijsverlagende werking van de vrije markt. Nog ernstiger is misschien, dat het aanbod van uiteenlopende methoden waaruit een school kan kiezen, in die situatie drastisch wordt beperkt. We mogen dus wel drie keer nadenken en de zaak grondig onderzoeken voor we een besluit nemen over de vaste prijs van boeken in het algemeen en schoolboeken in het bijzonder. Dat is de regering dan ook van plan.